Handhaving en
monitoring

Handhaving en Monitoring

Nationaal en internationaal

Binnen de overheid in Nederland zijn er meerdere instanties die zich bezighouden met de monitoring en handhaving op het gebied van e-waste en lege batterijen, zoals het KLPD, I&M, Inspectie Leefomgeving en Transport en de Douane. Daarnaast levert het Secretariaat van de Basel Conventie ook een bijdrage aan grensoverschrijdende afvalproblematiek. Tenslotte is er ook een nog een scala aan NGO's die de producent helpen bij de uitvoering van de verantwoordelijkheden.

» Inspectie Leefomgeving en Transport
» Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
» Basel conventie
 

Inspectie Leefomgeving en Transport  

Producentenverantwoordelijkheid vereist maatregelen die tijd en geld kosten. Het ontwijken van die verantwoordelijkheid levert dus al gauw een voordeel op, bijvoorbeeld omdat er geen financiering geregeld hoeft te worden of geen administratie hoeft te worden gevoerd. We spreken dan over ‘free riders’.

Het huidige systeem is destijds opgezet door een beperkt aantal bedrijven, om vervolgens binnen een bestek van enkele jaren uit te groeien tot vele honderden deelnemers per productstichting. In enkele gevallen is er dwang uitgeoefend door de milieu-inspectie en zijn zogeheten ‘free riders’ alsnog toegetreden tot het systeem. Op dit moment komen ‘free riders’ nog maar sporadisch voor, meestal in de hoedanigheid van nieuwe marktdeelnemer of als bedrijf in de marge van de markt. Met name de laatste categorie kan veel irritatie oproepen bij de deelnemers, omdat ze profiteren van een ongeoorloofd concurrentievoordeel. Echter: juist deze groep is moeilijk aan te pakken zonder een instantie met opsporingsbevoegdheid.

Naast het houden van toezicht op producenten en importeurs, voert Inspectie Leefomgeving en Transport ook controles uit in het licht van de EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) verordening afkomstig van de Basel Conventie. De EVOA bevat richtlijnen voor het transport van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Unie. Per soort afvalstof en de wijze van nuttig toepassen of verwijderen moet voorafgaand het transport toestemming worden verleend door de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen. Lidstaten kunnen overigens ook bezwaar maken tegen een bepaald transport.

Uit onderzoek van de toenmalige VROM-Inspectie in 2004 is gebleken dat een grote hoeveelheid e-waste in strijd met nationale en internationale milieuwetgeving wordt geëxporteerd. Om die reden heeft de Inspectie de handhaving van de export van e-waste naar landen die geen deel uitmaken van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) als prioriteit benoemd.

Export van tweedehands electronica (PDF, 2 MB)

Export of electronic waste (PDF, 2 MB)

 


Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat   

Voor een goede monitoring door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is verder een sluitende administratie nodig. Daarvan is sprake met betrekking tot de e-waste die aan de systemen is overgedragen. De stromen e-waste die buiten de systemen omgaan (lekstromen of e-waste die gemengd is met andere afvalstromen, al dan niet opzettelijk) kunnen uiteraard niet worden geadministreerd. In eerste instantie is het ministerie zelf verantwoordelijk voor een gerede meting van deze stromen. Mochten de producenten in de toekomst wettelijk gedwongen worden om een bepaald percentage van de (nieuw) verkopen in te zamelen, dan verandert de situatie aanzienlijk.

De deelnemende producenten/importeurs geven nu eens per jaar de aantallen van hun (nieuw) verkopen op. Hieruit worden de gewichten van op de markt gebrachte producten afgeleid. Met de aangescherpte inzameldoelstellingen van de herziene richtlijn zal dit in de toekomst wellicht anders moeten: dan dienen zowel aantallen als gewichten te worden opgegeven. Vervolgens moeten inzameldoelstellingen worden behaald die gerelateerd zijn aan de (nieuw) verkopen. Dat is alleen mogelijk met aanzienlijk uitgebreidere monitoring.

De systemen onderzoeken nu met regelmaat hoeveel apparatuur in de markt aanwezig is en hoe het afdankgedrag van eindgebruikers is. Mede aan de hand van deze onderzoeken wordt bepaald waar de e-waste vervolgens heengaat. Dit onderzoek moet na de herziening van de wetgeving waarschijnlijk aanzienlijk worden uitgebreid. Zonder een verantwoorde meting immers geen verantwoording van prestaties (meten is weten).

 

Basel conventie  

De Basel Conventie inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan is een wereldwijd milieu-akkoord over afval. De Basel Conventie werd van toepassing in 1992 en werd door 172 deelnemende landen ondertekend waarvan 169 landen het hebben geratificeerd, met uitzondering van de Verenigde Staten, Afghanistan en Haïti. Het doel is om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen negatieve gevolgen als gevolg van grensoverschrijdende transporten en storting van gevaarlijk en ander afval. Het Secretariaat van de Basel Conventie wordt waargenomen door het UNEP (United Nations Environmental Program) in Geneve. In samenwerking met het Secretariaat van de Basel Conventie financiert de NVMP een aantal onderzoeken waaronder de ‘Flow Study' en de ‘Port Study', respectievelijk door EMPA en het Öko-Institut uitgevoerd.


De uitdaging van E-waste aangaan in West-Afrika (PDF, 57 kB)

Challenging E-waste in West-Africa (PDF, 142 kB)